Handelingen


1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28

Handelingen 1

  1. Ton men protoon logon epoieesameen peri pantoon, oo Theophile, hoon eerxato ho Ieesous polein te kai didaskein,
    Het eerste verslag heb ik gemaakt over alle (dingen), o Teofilus, die begonnen is Jezus (te) doen en (te) leren,
    Het eerste boek heb ik gemaakt, o Theofilus, over alles wat Jezus begonnen is te doen te onderwijzen,
    The former treatise have I made, O Theophilus, of all that Jesus began both to do and teach,
    Revelationde Jesus Christ, que Dieu lui a donnee pour montrer à ses serviteurs les choses qui doivent arriver bientot, et qu'il a fait connaître, par l'envoi de son ange, à son serviteur Jean,
    Die erste Rede habe ich getan, lieber Theophilus, von alle dem, das Jesus anfing, beides, zu tun und zu lehren,
    Primum quidem sermonem feci de omnibus, o Theophile, qu c pit Jesus facere et docere
    Het eerste verhaal heb ik gedaan over alles, o Teofilus, wat Jezus begonnen is te doen en te onderrichten

  2. achri hees heemeras en-teilamenos tois apostolois dia pnematos hagiou hous ex-elexato an-elephthe.
    tot welke dag opdracht gegeven hebbende aan de apostelen door (de) Geest Heilige die Hij Zich heeft uitgekozen, Hij werd opgenomen.
    tot op de dag waarop Hij opgenomen is, nadat Hij door de Heilige Geest aan de apostelen, die Hij uitgekozen had, opdrachten had gegeven.
    Until the day in which he was taken up, after that he through the Holy Ghost had given commandments unto the apostles whom he had chosen:
    jusqu`au jour o il fut enlev au ciel, apr s avoir donn ses ordres, par le Saint Esprit, aux ap tres qu`il avait choisis.
    bis an den Tag, da er aufgenommen ward, nachdem er den Aposteln, welche er hatte erwahlt, durch den Heiligen Geist Befehl getan hatte,
    usque in diem qua pr cipiens Apostolis per Spiritum Sanctum, quos elegit, assumptus est:
    tot op de dag dat hij, door heilige geestesadem, opdracht heeft gegeven aan de apostelen die hij heeft uitgekozen en is opgenomen.

  3. hois kai par-estõsen heauton zênta meta to pathein auton en pollois tekmêriois di' hêmerôn tessarakonta optanomenos autois kai legõn ta peri tês basileias tou theou.
    aan wie ook Hij heeft aanwezig gemaakt Zichzelf levend na het lijden Hij, met vele bewijzen, gedurende dagen veertig zich zien latende aan hen, en zeggend de dingen aan hen en zeggend (de dingen) aangaande het koninkrijk van God.
    Hij heeft Zichzelf, nadat Hij geleden had, ook levend aan hen vertoond, met veel onmiskenbare bewijzen, veertig dagen lang, waarbij Hij door hen gezien werd en over de dingen sprak die het Koninkrijk van God betreffen.
    To whom also he shewed himself alive after his passion by many infallible proofs, being seen of them forty days, and speaking of the things pertaining to the kingdom of God:
    Apres qu`il eut souffert, il leur apparut vivant, et leur en donna plusieurs preuves, se montrant eux pendant quarante jours, et parlant des choses qui concernent le royaume de Dieu.
    welchen er sich nach seinem Leiden lebendig erzeigt hatte durch mancherlei Erweisungen, und lie sich sehen unter ihnen vierzig Tage lang und redete mit ihnen vom Reich Gottes.
    quibus et pr buit seipsum vivum post passionem suam in multis argumentis, per dies quadraginta apparens eis, et loquens de regno Dei.
    Aan hen heeft hij ook, na zijn lijden, zich in vele merktekenen levend voorgesteld; gedurende veertig dagen heeft hij zich aan hen laten zien en tot hen gesproken over het koningschap van God.

  4. kai sun-alizomenos par-eggeilen autois apo hierosolumon me chorizesthai alla peri-menein ten epaggelian tou patros, hen ekousate mou;
    En zich bij (hen) voegend beval Hij aan hen van Jeruzalem niet zich (te) verwijderen, maar af (te) wachten de belofte van de Vader, die u gehoord hebt van mij;
    En toen Hij met hen samen was, beval Hij hun dat zij niet uit Jeruzalem weg zouden gaan, maar de belofte van de Vader zouden verwachten, die u, zei Hij, van Mij gehoord hebt;
    And, being assembled together with them, commanded them that they should not depart from Jerusalem, but wait for the promise of the Father, which, saith he, ye have heard of me.
    Comme il se trouvait avec eux, il leur recommanda de ne pas s` loigner de J rusalem, mais d`attendre ce que le P re avait promis, ce que je vous ai annonc , leur dit-il;
    Und als er sie versammelt hatte, befahl er ihnen, dasz sie nicht von Jerusalem wichen, sondern warteten auf die Verhei ung des Vaters, welche ihr habt gehört (sprach er) von mir;
    Et convescens, praecepit eis ab Jerosolymis ne discederent, sed exspectarent promissionem Patris, quam audistis (inquit) per os meum:
    Als hij met hen samen is, is zijn verkondiging aan hen: van Jeruzalem niet wijken, maar er blijven wachten op wat de Vader heeft aangekondigd en ge van mij hebt gehoord;

  5. hoti Ioannes men ebaptisen hudati humeis de baptisthesesthe en pneumati hagioi ou meta pollas tautas.
    omdat Johannes wel doopte met water, u maar zult worden gedoopt in (de) Geest Heilige niet na vele (van) deze dagen.
    want Johannes doopte wel met water, maar u zult met de Heilige Geest gedoopt worden, niet lang na deze dagen.
    For John truly baptized with water; but ye shall be baptized with the Holy Ghost not many days hence.
    car Jean a baptis d`eau, mais vous, dans peu de jours, vous serez baptis s du Saint Esprit.
    denn Johannes hat mit Wasser getauft, ihr aber sollt mit dem Heiligen Geist getauft werden nicht lange nach diesen Tagen.
    quia Joannes quidem baptizavit aqua, vos autem baptizabimini Spiritu Sancto non post multos hos dies.
    omdat Johannes heeft gedoopt met water, zult gij worden gedoopt met heilige geestesadem, na deze niet vele dagen!

  6. hoi men oun sun-elthontes ep-eroton auton legontes kurie ei en toi chronoi toutoi apo-kat-histaneis ten basileian toi Israel.
    zij dus samengekomen vroegen Hem, zeggende: Heer, in tijd deze richt U weer op het koninkrijk voor Israel.
    Zij dan die samengekomen waren, vroegen Hem: Heere, zult U in deze tijd voor Isra l het Koninkrijk weer herstellen?
    When they therefore were come together, they asked of him, saying, Lord, wilt thou at this time restore again the kingdom to Israel?
    Alors les ap tres r unis lui demand rent: Seigneur, est-ce en ce temps que tuer tabliras le royaume d`Israel?
    Die aber, so zusammengekommen waren, fragten ihn und sprachen: HERR, wirst du auf diese Zeit wieder aufrichten das Reich Israel?
    Igitur qui convenerant, interrogabant eum, dicentes: Domine, si in tempore hoc restitues regnum Israel?
    Zij dan, samengekomen, hebben hem de vraag gesteld en gezegd: heer, gaat u in deze tijd voor Israël het koningschap herstellen?

  7. eipen de pros autous ouk humon estin gnonai chronous e kairous hous ho pater etheto en tei idiai exousisiai.
    Hij zei echter tot hen: niet van u is het (te) leren kennen tijden of gelegenheden die de Vader heeft gesteld in de eigen macht.
    En Hij zei tegen hen: Het komt u niet toe de tijden of gelegenheden te weten die de Vader in Zijn eigen macht gesteld heeft,
    And he said unto them, It is not for you to know the times or the seasons, which the Father hath put in his own power.
    Il leur r pondit: Ce n`est pas vous de conna tre les temps ou les moments que le P re a fix s de sa propre autorit .
    Er aber sprach zu ihnen: Es gebührt euch nicht, zu wissen Zeit oder Stunde, welche der Vater seiner Macht vorbehalten hat;
    Dixit autem eis: Non est vestrum nosse tempora vel momenta quae Pater posuit in sua potestate:
    Maar hij zegt tot hen: het is niet aan u de tijden of momenten te kennen die de Vader in de eigen volmacht heeft gesteld;

  8. alla lepsesthe dunamin ep-elthontos tou hagiou pneumatos ep' humas kai esesthe moi martures en te hlerousalem kai en pasei teri loudaiai kai Samareiai kai heos eschatou tes ges.
    maar u zult ontvangen kracht gekomen de Heilige Geest op u en u zult zijn voor mij getuigen in en Jeruzalem en in heel Judea en Samaria en tot (het) uiterste der aarde.
    maar u zult de kracht van de Heilige Geest ontvangen, Die over u komen zal; en u zult Mijn getuigen zijn, zowel in Jeruzalem als in heel Judea en Samaria en tot aan het uiterste van de aarde.
    But ye shall receive power, after that the Holy Ghost is come upon you: and ye shall be witnesses unto me both in Jerusalem, and in all Judaea, and in Samaria, and unto the uttermost part of the earth.
    sed accipietis virtutem supervenientis Spiritus Sancti in vos, et eritis mihi testes in Jerusalem, et in omni Judaea, et Samaria, et usque ad ultimum terrae.

  9. kai tauta eipõn blepontõn autõn ep-erthe kai nephele hup-elaben auton apo tõn ophthalmon auton.
    En deze (dingen)
    En nadat Hij dit gezegd had, werd Hij opgenomen terwijl zij het zagen, en een wolk onttrok Hem aan hun ogen.
    Apres avoir dit cela, il fut lev pendant qu`ils le regardaient, et une nu e le d roba leurs yeux.
    Et cum haec dixisset, videntibus illis, elevatus est: et nubes suscepit eum ab oculis eorum.

  10. kai hos atenizontes esan eis ton ouranon poreuomenou auto kai idou andres duo par-eistekeisan autois en estheti leukei.
    En toen starend zij waren naar de hemel gaande Hij, en zie mannen twee stonden bij hen in gewaad wit.
    En toen zij, terwijl Hij van hen wegging, hun ogen naar de hemel gericht hielden, zie, twee mannen stonden bij hen in witte kleding,
    Cumque intuerentur in caelum euntem illum, ecce duo viri astiterunt juxta illos in vestibus albis,

  11. hoi kai
    Die ook zeiden: mannen Galileeërs
    die ook zeiden: Galilese mannen, waarom staat u omhoog te kijken naar de hemel? Deze Jezus, Die van u opgenomen is naar de hemel, zal op dezelfde wijze terugkomen als u Hem naar de hemel hebt zien gaan.
    qui et dixerunt: Viri Galilaei, quid statis aspicientes in caelum? Hic Jesus, qui assumptus est a vobis in caelum, sic veniet quemadmodum vidistis eum euntem in caelum.

  12. tote
    Toen keerden zij terug naar Jeruzalem, van de berg die de Olijfberg genoemd wordt, die vlak bij Jeruzalem is en daar een sabbatsreis vandaan ligt.
    Tunc reversi sunt Jerosolymam a monte qui vocatur Oliveti, qui est juxta Jerusalem, sabbati habens iter.

  13. kai
    En toen zij in Jeruzalem gekomen waren, gingen zij naar de bovenzaal en bleven daar, namelijk Petrus en Jakobus en Johannes en Andreas, Filippus en Thomas, Bartholomeüs en Matthe s, Jakobus, de zoon van Alfe s, en Simon Zelotes, en Judas, de broer van Jakobus.
    Et cum introissent in coenaculum, ascenderunt ubi manebant Petrus, et Joannes, Jacobus, et Andreas, Philippus, et Thomas, Bartholomaeus, et Matthaeus, Jacobu Alphaei, et Simon Zelotes, et Judas Jacobi.

  14. houtoi
    Dezen bleven allen eensgezind volharden in het bidden en smeken, met de vrouwen en Maria, de moeder van Jezus, en met Zijn broers.
    Hi omnes erant perseverantes unanimiter in oratione cum mulieribus, et Maria matre Jesu, et fratribus ejus.

  15. kai en tais
    En in die dagen stond Petrus op te midden van de discipelen er was namelijk een menigte bijeen van ongeveer honderdtwintig personen en sprak:
    In diebus illis, exsurgens Petrus in medio fratrum, dixit (erat autem turba hominum simul, fere centum viginti):

  16. andres
    Mannenbroeders, dit Schriftwoord moest vervuld worden dat de Heilige Geest bij monde van David van tevoren gesproken heeft over Judas, die gids geweest is voor hen die Jezus gevangennamen;

  17. hoti
    want hij werd bij ons gerekend en had aan deze bediening deel gekregen.

  18. houtos
    Deze nu heeft met het loon van de ongerechtigheid een stuk grond verkregen, en nadat hij voorovergevallen was, barstte hij in het midden open en kwamen al zijn ingewanden naar buiten.

  19. kai
    En het is bekend geworden bij allen die in Jeruzalem wonen, zodat dat stuk grond in hun eigen taal Akeldama genoemd wordt, dat wil zeggen: bloedakker.

  20. gegraptai
    Want er staat geschreven in het boek van de Psalmen: Laat zijn woonplaats woest worden en laat er niemand zijn die daarin woont. En: Laat een ander zijn ambt als opziener nemen.

  21. dei
    Het is dus nodig dat een van de mannen die met ons omgegaan zijn gedurende heel de tijd dat de Heere Jezus onder ons in- en uitging,

  22. te beginnen met de doop van Johannes tot op de dag waarop Hij van ons opgenomen werd, met ons getuige wordt van Zijn opstanding.

  23. En zij stelden er twee voor: Jozef, die Barsabas heette, die ook Justus genoemd werd, en Matthias.

  24. En zij baden en zeiden: U Heere, Kenner van het hart van allen, wijs van deze twee er een aan, die U uitgekozen hebt

  25. om deel te krijgen aan deze bediening, namelijk aan het apostelschap, waarvan Judas afgeweken is om naar zijn eigen plaats te gaan.

  26. kai edokan klerous auton kai epesen ho kleros epi Matthian kai sug-kat-epsephisthe meta ton hendeka apostolon.
    en zij gaven loten van hen en viel het lot op Mattias en hij werd meegekozen met de elf apostelen.
    En zij wierpen hun loten en het lot viel op Matthias; en hij werd met instemming van allen aan de elf apostelen toegevoegd.
    Ze geven aan hen loten; het lot valt op Mattias en hij wordt gekozen verklaard bij de elf apostelen.

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28 

Handelingen 2

  1. ka en toi
    En tijdens het vervuld worden

  2. kai

  3. kai

  4. kai

  5. esan

  6. genomenes

  7. ex-istanto
    Zij ontzetten zich

  8. kai
    En hoe wij horen

  9. Parthoi

  10. Phrugian

  11. Kretes

  12. ex-instanto
    Zij onttzetten zich

  13. heteroi
    Anderen echter

  14. staheis

  15. ou gar


































1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28 

Handelingen 3




























1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28

Handelingen 4



























1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28 

Handelingen 5























1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28

Handelingen 6

























1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28

Handelingen 7







  1. -
  2. -
  3. -
  4. -
  5. -
  6. -
  7. -
  8. -
  9. -
  10. -
  11. -
  12. -
  13. -
  14. -
  15. -
  16. -
  17. -
  18. -
  19. -

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28

Handelingen 8

  1. Saulos de

  2. sun-ekomisan

  3. Saulos

  4. hoi

  5. hoi

  6. Philippos

  7. -
  8. -
  9. -
  10. -
  11. -
  12. -
  13. -
  14. -
  15. -
  16. oupo
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. -
  25. -
  26. -
  27. -
  28. -
  29. -
  30. -
  31. -
  32. -
  33. -
  34. -
  35. -
  36. -
  37. -
  38. -
  39. -

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28

Handelingen 9



















  1. En toen hij voedsel genomen had, sterkte hij aan. En Saulus verbleef enige dagen bij de discipelen in Damascus.

  2. En meteen predikte hij Christus in de synagogen, dat Hij de Zoon van God is.

  3. En allen die het hoorden, waren buiten zichzelf en zeiden: Is dit niet degene die in Jeruzalem hen die deze Naam aanriepen, uitroeide, en die daarom hier gekomen is om hen geboeid naar de overpriesters te brengen?

  4. Maar Saulus werd meer en meer gesterkt en hij bracht de Joden die in Damascus woonden, in verwarring door aan te tonen dat Jezus de Christus is.

  5. En toen er veel dagen verlopen waren, beraadslaagden de Joden om hem te doden,

  6. maar hun samenzwering werd aan Saulus bekend. En zij bewaakten de poorten, zowel overdag als 's nachts, om hem te kunnen doden.

  7. Maar de discipelen namen hem 's nachts mee en lieten hem door een opening in de muur neer, door hem in een mand te laten zakken.

  8. Toen Saulus nu in Jeruzalem gekomen was, probeerde hij zich bij de discipelen aan te sluiten, maar zij waren allen bevreesd voor hem, want zij geloofden niet dat hij een discipel was.

  9. Maar Barnabas nam hem onder zijn hoede, bracht hem naar de apostelen en vertelde hun hoe hij onderweg de Heere gezien had, dat Hij tot hem gesproken had en hoe hij in Damascus vrijmoedig gesproken had in de Naam van Jezus.

  10. En hij ging in Jeruzalem met hen in en uit.

  11. En hij sprak vrijmoedig in de Naam van de Heere Jezus; ook sprak en redetwistte hij met de Griekssprekenden, maar die probeerden hem te doden.

  12. Maar toen de broeders dit te weten kwamen, brachten zij hem naar Caesarea en stuurden hem vandaar weg naar Tarsus.

  13. De gemeenten dan in heel Judea, Galilea en Samaria hadden vrede en werden opgebouwd; en zij wandelden in de vreze des Heeren en de vertroosting door de Heilige Geest en namen in aantal toe.

  14. En het gebeurde dat Petrus, toen hij overal rondreisde, ook bij de heiligen kwam die in Lydda woonden.

  15. En daar vond hij een man van wie de naam Eneas was, die al acht jaar op bed lag en verlamd was.

  16. En Petrus zei tegen hem: Eneas, Jezus Christus maakt u gezond; sta op en maak voor uzelf uw bed op! En hij stond meteen op.

  17. En allen die in Lydda en Sarona woonden, zagen hem en bekeerden zich tot de Heere.

  18. En er was in Joppe een zekere discipelin van wie de naam Tabitha was, wat vertaald Dorkas betekent. Deze was overvloedig in goede werken, en in liefdegaven die zij schonk.

  19. En het gebeurde in die dagen dat zij ziek werd en stierf; en toen men haar gewassen had, legde men haar in de bovenzaal.

  20. En omdat Lydda vlakbij Joppe lag, stuurden de discipelen, toen zij hoorden dat Petrus daar was, twee mannen naar hem toe, die smeekten dat hij zonder uitstel naar hen toe zou komen.







1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28

Handelingen 10




























1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28

Handelingen 11

  1. ekousan
    Hoorden nu

  2. kai

  3. -
  4. -
  5. 0905
  6. -
  7. -
  8. -
  9. -
  10. 0910
  11. -
  12. -
  13. -
  14. -
  15. -
  16. -
  17. -
  18. -
  19. -
  20. 0920
  21. -
  22. -
  23. -
  24. -
  25. -
  26. -
  27. 927
  28. 1128
  29. 1129
  30. 1130
  31. -
  32. -
  33. 1133
  34. 1134
  35. 1135
  36. 1136

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28 

Handelingen 12

  1. 121

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28

Handelingen 13

  1. 13

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28

Handelingen 14

  1. 14

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28

Handelingen 15

  1. 15

1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28

Handelingen 16

  1. En hij kwam in Derbe en in Lystre aan. En zie, er was daar een zekere discipel van wie de naam Timothe s was, de zoon van een gelovige Joodse vrouw, maar van een Griekse vader;

  2. van wie een goed getuigenis gegeven werd door de broeders in Lystre en Ikonium.

  3. Paulus wilde dat die met hem mee zou gaan; en hij nam hem bij zich en besneed hem omwille van de Joden die in die plaatsen woonden, want zij wisten allen dat zijn vader een Griek was.

  4. En toen zij de steden langs reisden, brachten zij hun de bepalingen over waarvan de apostelen en de ouderlingen in Jeruzalem besloten hadden dat men die in acht moest nemen.

  5. De gemeenten dan werden bevestigd in het geloof en namen dagelijks in aantal toe.

  6. En nadat zij door Frygi en het land van Galati gereisd waren, werden zij door de Heilige Geest verhinderd het Woord in Asia te spreken.

  7. En bij Mysi gekomen, probeerden zij naar Bithyni te reizen, maar de Geest liet het hun niet toe.

  8. En nadat zij Mysi voorbijgereisd waren, kwamen zij in Troas.

  9. En Paulus kreeg 's nachts een visioen te zien: er stond een Macedonische man, die hem dringend vroeg: Kom over naar Macedoni en help ons!

  10. Toen hij nu dit visioen gezien had, probeerden wij meteen naar Macedoni te reizen, omdat wij eruit opmaakten dat de Heere ons geroepen had aan hen het Evangelie te verkondigen.

  11. Wij voeren dan van Troas weg en koersten recht op Samothrace aan en de volgende dag op Neapolis.

  12. En vandaar gingen wij naar Filippi, de eerste stad van dit deel van Macedoni , een kolonie. En wij verbleven een aantal dagen in die stad.

  13. En op de dag van de sabbat gingen wij de stad uit, de rivier langs, waar het gebed gewoonlijk plaatsvond; en nadat wij daar waren gaan zitten, spraken wij tot de vrouwen die er samengekomen waren.

  14. En een zekere vrouw, van wie de naam Lydia was, een purperverkoopster uit de stad Thyatira, die God diende, luisterde naar ons. En de Heere opende haar hart, zodat zij acht gaf op wat door Paulus gesproken werd.

  15. En toen zij gedoopt was, en haar huisgenoten, drong zij er bij ons op aan: Als u van oordeel bent dat ik trouw ben aan de Heere, kom dan in mijn huis en blijf er. En zij drong er sterk bij ons op aan.



1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28

Handelingen 17



1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28

Handelingen 18



1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28

Handelingen 19

  1. egeneto
    Het gebeurde en


1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28

Handelingen 20



1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28

Handelingen 21

  1. 21


1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28

Handelingen 22

  1. 22


1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28

Handelingen 23

  1. 23


1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28

Handelingen 24

  1. 24


1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28

Handelingen 25

  1. 25


1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28

Handelingen 26

  1. 26


1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28

Handelingen 27

  1. En toen besloten was dat wij naar Itali zouden varen, gaven zij Paulus en enkele andere gevangenen over aan een hoofdman over honderd, van wie de naam Julius was, van de keizerlijke afdeling.



1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28

Handelingen 28

  1. En toen zij ontkomen waren, kwamen zij te weten dat het eiland Malta heette.

  2. En de inlandse bevolking bewees ons buitengewone menslievendheid, want zij staken een vuur aan en haalden ons er allen bij, vanwege de regen die was gaan vallen, en vanwege de koude.

  3. En toen Paulus een bos takken bijeengeraapt en op het vuur gelegd had, kwam er door de hitte een adder uit en die beet zich vast in zijn hand.

  4. En toen de inlandse bevolking het beest aan zijn hand zag hangen, zeiden zij tegen elkaar: Deze man is vast en zeker een moordenaar, die de wraakgodin niet wilde laten leven nadat hij uit de zee ontkomen was.






















  5. legon

  6. epachunthe

  7. gnoston

  8. kai
    En nadat hij dit gezegd had, gingen de Joden weg, heftig onder elkaar redetwistend.

  9. emeinen
    En Paulus bleef twee volle jaren in zijn eigen gehuurde woning, en ontving allen die naar hem toe kwamen.

  10. keruson ten basileian tou theou kai didaskon ta peri tou kuriou Iesou Christou meta pases parresias akolutos.
    predikend het koninkrijk van God, en lerend de (dingen) aangaande de Heer Jezuss Christus, met alle vrijmoedigheid, ongehinderd.
    Hij predikte het Koninkrijk van God en gaf onderwijs over de Heere Jezus Christus, met alle vrijmoedigheid, ongehinderd.
    praedicans regnum Dei, et docens quae sunt de Domino Jesu Christo cum omni fiducia, sine prohibitione.
    Hij heeft het koninkrijk Gods gepredikt en onderricht in de dingen aangaande de Heer Jezus Christus, met alle vrijmoedigheid, ongehinderd.